Envisager le militantisme wallon au prisme du genre. Les cas de l’Union des Femmes de Wallonie et de Marguerite Horion-Delchef

Français :

Durant l’entre-deux-guerres, le Mouvement wallon est incontestablement une affaire d’hommes » - véhiculée par l’historiographie consacrée à l’étude des questions régionales dans la première moitié du XXe siècle, cette affirmation semble contredite par l’existence de groupements tels que l’Union des Femmes de Wallonie. Née en 1912 dans le sillage de la création de l’Assemblée wallonne et de la publication de la Lettre au Roi de Jules Destrée, elle connut une existence en trois temps, interrompue par les deux guerres mondiales. Figure féministe et militante membre de l’Assemblée wallonne, Marguerite Horion-Delchef (1874-1964) prit la tête de l’Union dès le début des années 1920 et lui insuffla dès lors une dynamique ouvertement engagée. En effet, dès le début de l’entre-deux-guerres, le groupement se montra désireux de s’impliquer davantage, et surtout de manière plus active, dans les questions régionales qui animaient la sphère publique. Alliant, au sein de leur périodique La Femme wallonne, les questions linguistiques avec, entre autres, la nécessité d’instaurer une égalité dans des domaines tels que l’obtention du suffrage féminin, l’enseignement des jeunes filles, l’accès des diplômées à des métiers correspondant à leurs qualifications, la réglementation du travail des femmes ou la question des femmes au foyer, pour n’en citer que quelques exemples, les Femmes de Wallonie définirent une nouvelle facette des combats féministes : la possibilité d’implication de l’Union dans un champ de mobilisation alors essentiellement réservé aux hommes.

Faisant ainsi de leur volonté d’implication dans la thématique wallonne une nouvelle revendication genrée, elles démontrèrent surtout que ces deux pans de leur discours étaient en réalité deux facettes d’une seule et même question, celle de la prise de parole des femmes dans l’espace public. Les luttes menées par les Femmes de Wallonie semblaient en effet se diriger contre un oppresseur à l’identité quasi-générique et dont la nature et le contexte variaient selon les cas. Qu’il s’agisse du Mouvement flamand ou du patriarcat, les Femmes wallonnes souhaitèrent donc avant tout se libérer de l’oppression les muselant et limitant volontairement leur droit à la parole ou à l’implication dans la sphère publique. Pour mettre cette lutte en place, elles avaient besoin d’un espace d’expression, que représenta l’Union. Sa création est donc à comprendre comme l’établissement de cet espace d’expression ad hoc, La Femme wallonne se faisant la tribune de la liberté d’expression écrite. Cependant, le fossé entre l’idéologie de l’Union et ses réalisations pratiques ne cessa de se creuser, le rayonnement de leurs rares actions demeurant généralement assez limité. Ainsi, presque inévitablement, les Femmes tendirent à se conformer au portrait idéalisé imposé par les militants wallons, et qui transparait à travers la presse des divers organismes wallons de l’époque. La faiblesse du rayonnement de l’Union, le manque d’homogénéité du périodique et l’idéologie féministe encore en construction démontrent que dans l’entre-deux-guerres, l’Union n’était pas encore « prête » à porter le poids des idéaux tendant vers l’émancipation féminine. Devant être considérée comme l’amorce du militantisme féminin, on peut aussi considérer que malgré son échec relatif, l’Union prépara le terrain pour les mouvements féminins des décennies suivantes.

Nederlands:

“Tijdens het interbellum is de Waalse Beweging onweerlegbaar een mannenzaak” – deze bewering, die tijdens de eerste helft van de twintigste eeuw verspreid werd door de geschiedschrijving over de regionalisering, lijkt te worden tegengesproken door het bestaan de groeperingen zoals ‘L’Union des Femmes de Wallonie’. Deze groepering ontstond in 1912 in het spoor van de oprichting van de ‘Assemblée wallonne’ en de publicatie van de ‘Brief aan de Koning’ van Jules Destrée en haar bestaan verliep in drie fases, die  door de twee Wereldoorlogen werden onderbroken. Vanaf het begin van de jaren twintig nam Marguerite Horion-Delchef (1874-1964) de leiding van de ‘Union’. Zij was een voorvechtster van het feminisme, een militant lid van de ‘Assemblée wallonne’ en zij gaf de ‘Assemblée wallonne’ een uitgesproken geëngageerde dynamiek. Van bij het begin van het interbellum wilde deze groepering immers meer en vooral actiever deelnemen aan het debat over de regionalisering dat de publieke opinie beheerste. In hun tijdschrift La Femme Wallonne gingen ze nader in op de taalkwesties, maar ze koppelden daar ook de noodzaak aan van gelijke rechten, onder meer op het vlak van het vrouwenstemrecht, het onderwijs voor meisjes, de toegang van vrouwelijke gediplomeerden tot beroepen in overeenstemming met hun kwalificaties, de reglementering van de vrouwenarbeid en de problematiek van de vrouw aan de haard, om maar die thema’s te noemen. Zo bepaalden de ‘Femmes de Wallonie’ een nieuw aspect van de feministische strijd: de mogelijkheid om de ‘Union’ te betrekken in de mobilisering die tot dan toe vooral het domein van de mannen was geweest.

Door van hun wil om betrokken te worden in de Waalse thematiek een nieuwe gendereis te maken, toonden ze vooral aan dat die twee aspecten van hun discursus in feite twee facetten waren van één en dezelfde vraag, namelijk dat de vrouwen ook aan het woord zouden komen in het publieke debat. De strijd van de ‘Femmes de Wallonie’ leek zich inderdaad te richten tegen een onderdrukker met een vrijwel generische identiteit, waarvan de aard en de context wisselden naargelang het geval. Of het nu ging om de Vlaamse Beweging of om het patriarchaat, de ‘Femmes wallonnes’ wilden zich in de eerste plaats bevrijden van de onderdrukking die hen de mond snoerde en bewust hun recht beperkte om het woord te nemen of betrokken te worden in de publieke ruimte. Om die strijd te voeren hadden ze een plaats nodig om van zich te laten horen en die vonden ze in de ‘Union’. Het ontstaan daarvan moeten we dus zien als het creëren van die ad hoc ruimte om hun stem te laten weerklinken en La Femme Wallonne werd hun tribune voor hun vrijheid van meningsuiting via het geschreven woord. Toch werd de kloof tussen de ideologie van de ‘Union’ en haar verwezenlijkingen op het terrein alsmaar groter, want de uitstraling van hun weinige acties bleef in het algemeen vrij beperkt. Zo gingen de ‘Femmes’ zich haast onvermijdelijk conformeren aan het geïdealiseerde beeld dat werd opgedrongen door de Waalse militanten en dat werd weerspiegeld in de publicaties van de verschillende Waalse organisaties uit die tijd. De zwakke uitstraling van de ‘Union’, het gebrek aan homogeniteit in hun tijdschrift en de feministische ideologie die nog volop werd uitgebouwd, bewijzen dat de ‘Union’ in het interbellum nog niet klaar was om het gewicht te dragen van de idealen van de emancipatie van de vrouw. De ‘Union’ moet, ondanks haar relatieve mislukking, beschouwd worden als een aanzet tot het feministisch militantisme en als zodanig als wegbereider voor de vrouwenbewegingen van de volgende decennia.

English :

During the inter-war period, the Walloon Movement was unquestionably a male movement. This statement, defended by the historiography devoted to the study of regional movements during the first half of the 20th century, seems to be contradicted by the existence of groups such as the Union des Femmes de Wallonie. Created in 1912 in the wake of the creation of the Walloon Assembly and the publication of Jules Destrée's Letter to the King, its existence had three stages, only interrupted by the two World Wars. A feminist and an activist of the Walloon Assembly, Marguerite Horion-Delchef (1874-1964) took the helm of the Union in the early 1920s and from then on gave it a boost. Indeed, during the inter-war period, the group showed a desire to become more actively involved in the regional issues that animated the public debate. Combining, within their journal La Femme wallonne, language issues with issues like obtaining female suffrage, the education of young women, the access of female graduates to professions in line with their qualifications, the regulation of women's work or the issue of housewives, the Femmes de Wallonie defined the possibility of the Union's involvement in a field of mobilisation until then reserved for men.

By making their willingness to get involved in the Walloon issue a gendered demand, they demonstrated that both were in fact two sides of the same issue, that of women speaking out in the public space. The struggles led by the Femmes de Wallonie seemed to be directed against an oppressor with an almost generic identity, whose nature differed from case to case. Whether it was the Flemish Movement or the patriarchy, Walloon women therefore wanted above all to free themselves from an oppression that muzzled them. They needed a space for expression, which the Union represented. Its creation can be understood as the establishment of this ad hoc space of expression, with Walloon Women becoming the forum for free written expression. However, the gap between the Union's ideology and its practical achievements was wide, their actions rarely having any significant impact. Thus, almost inevitably, women tended to conform to the idealised portrait imposed by Walloon activists, reflected in the press of the time. The weakness of the Union's influence, the lack of homogeneity of the periodical and an early feminist ideology show that in the inter-war period, the Union was not yet "ready" to carry the weight of the ideals of female emancipation. It can be considered as the beginning of women's activism but also, despite its relative failure, as an essential preparation for women's movements during the following decades.