De creatie van de Belgische burger-soldaat. Educatie, discipline en emoties (1886-1909).
Op het einde van de negentiende eeuw werden overal in Europa processen van democratisering, nationalisering en militarisering ingezet die tot doel hadden om van de mannelijke bevolking burger-soldaten te maken, klaar om te strijden voor het vaderland. De kazerne werd, samen met de school en het stemhokje, een machinekamer van het nieuwe burgerschap in de Europese natiestaten. Het Belgische leger stond op het einde van de negentiende eeuw nog aan de zijlijn bij die grote omwenteling. De kazerne kon immers bezwaarlijk functioneren als smeltkroes van de natie : in het neutrale en burgerlijke België was echter slechts één vierde van de mannelijke bevolking in dienst, en konden welgestelde burgers zich door het lotelingenstelsel met plaatsvervanging vrijkopen uit de dienst. In deze bijdrage toon ik hoe het Belgisch leger op het einde van de negentiende eeuw, althans in de hoofden van de jonge en ambitieuze officieren, toch gedeeltelijk die rol van machinekamer van burgerschap op zich probeerde te nemen. Tussen de verbreding van het stemrecht (1893) en de invoering van persoonlijke dienstplicht (1909) werd in het Belgische leger werk gemaakt van de mentale transformatie van de manschappen naar burger-soldaten. Officieren herzagen militaire gedragscodes, benadrukten het belang van emoties en reflecteerden over het belang van moreel en het spanningsveld tussen dwang van bovenaf en innerlijke motivatie. In nieuwe instructiewerken en conferenties predikten officieren dat van de rekruut een willige en enthousiaste burger-soldaat gemaakt moest worden, en dat daartoe niet alleen zijn lichaam moest gekneed, maar ook zijn geest beheerst en zijn hart moest gewonnen worden.